Tips van de logopedist

Leren praten

Een kind leert praten door horen, zien en doen. De rol van de ouders is hierbij heel belangrijk. Zij geven het goede voorbeeld, zij reageren op de eerste klanken en leren het kind spelenderwijs praten. Klanken worden woorden, woorden worden zinnen en zinnen worden verhalen.

Spraak- en taalontwikkeling

Bij sommige kinderen ontwikkelt de spraak en taal zich snel, bij anderen komt dit wat langzamer op gang. Een kind van 4 jaar kan in goede, korte zinnen praten. Een aantal taalregels kent het nog niet en ook de letter /r/ en sommige klankcombinaties kunnen nog moeilijk zijn (bijvoorbeeld knoop/twee).

Een kind van 5 jaar maakt goed gevormde en lange zinnen. Vrijwel alles is verstaanbaar.

Soms verloopt het leren praten niet zoals ouders het verwacht hadden. Het maken van spraakklanken of het gebruiken van woorden en zinnen gaat moeilijker dan bij leeftijdsgenootjes.

Dit kan een gevolg zijn van:

– minder goed horen of zien

– chronische keel-, neus-, oorklachten

– verminderde concentratie (moeite met luisteren)

– vertraging in een andere ontwikkeling (sociaal-emotioneel, motoriek, intelligentie)

 

Stimuleren van de spraak- en taalontwikkeling

Als ouder kunt u de spraak- en taalontwikkeling van uw kind stimuleren. Hier volgen een aantal suggesties:

Geef het goede voorbeeld:

– gebruik goede zinnen

– bied ook langere zinnen en moeilijkere woorden aan

– praat rustig en duidelijk

– maak oogcontact als u met uw kind praat

 Neem de tijd om naar uw kind te luisteren en toon interesse door vragen te stellen.

 Alle dingen hebben een naam: gééf het ook die naam. Zeg niet: pak dat ding eens, als u een beker bedoelt.

 Praat met uw kind over wat u samen ziet en doet. Maak uw kind attent op de omgeving: Kijk, daar staat een koe, die eet gras, zie je dat? Praat ook over wat u zelf gedaan heeft: Weet je wat ik gedaan heb vandaag? Ik heb jouw kamer opgeruimd, en weet je wat ik weer gevonden heb? Je knuffel!

 

Laat uw kind thuis een handje helpen met allerlei karweitjes, zoals afwassen, in de tuin werken, koekjes bakken, tafel dekken. Praat over wat u doet, terwijl u bezig bent. Bijvoorbeeld: Oma komt vandaag eten, zet er maar een bordje bij.

Voorlezen is goed voor de taalontwikkeling:

– uw kind leert nieuwe woorden en zinnen

– uw kind leert andere situaties en werelden kennen

– uw kind leert zich te concentreren, stil te zitten en te luisteren

 Doe samen spelletjes waarbij je kunt praten, zoals memory, kwartet, lotto. U kunt de plaatjes benoemen of omschrijven. U kunt vragen stellen over de plaatjes, bijvoorbeeld: Wat kun je ermee doen? Zie je het in de kamer?

 Corrigeer uw kind op een positieve manier, door zelf woorden of zinnen op een juiste wijze te herhalen. Een voorbeeld: uw kind zegt: Ik heb jou goed gehelpt, hè papa? Zeg dan niet: Nee, het is niet gehelpt, maar gehòlpen! maar zeg liever: Ja, je hebt mij goed geholpen. Fijn, dat je mij zo goed geholpen hebt. Zullen we aan mama gaan vertellen, hoe goed jij mij geholpen hebt?

 

Informatie/advies/onderzoek:

Als u zorgen heeft over de spraak- en taalontwikkeling van uw kind, kunt u een onderzoek aanvragen. Dit kan via de leerkracht of rechtstreeks door het invullen van een digitaal aanmeldingsformulier op onze website www.ggdnog.nl, onder jeugdgezondheid/logopedie. Aan een onderzoek door de logopedist van de GGD zijn geen kosten verbonden. Ook voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met de afdeling logopedie: logopedie@ggdnog.nl

Op de website www.ggdnog.nl kunt u meer informatie vinden over logopedie.

Delen via